Gevolgen van de verhoging van het wettelijk pensioen voor zelfstandigen

De verhoging van het wettelijk pensioen voor zelfstandigen waartoe in 2021 werd besloten, heeft nu gevolgen voor het aanvullend pensioen van bedrijfsleiders.  

Een wet van juni 2021 heeft de correctiecoëfficiënt voor de berekening van het zelfstandigenpensioen afgeschaft. De impact van deze maatregel laat zich voor het eerst voelen op de wettelijke pensioenen die ingaan vanaf 1 januari 2022.

Op 31 maart 2022 heeft de FOD Financiën een circulaire uitgebracht die de gevolgen beschrijft van deze wijziging op de aanvullende pensioenen voor bedrijfsleiders. Zoals u zal lezen zijn deze gevolgen niet onbelangrijk.

  • Elk loopbaanjaar levert de zelfstandige vanaf 2021 extra pensioen op (+45%). Er wordt dan geen rekening meer gehouden met de correctiecoëfficiënt.
  • De nieuwe pensioenberekening geldt voor de pensioenen die ten vroegste ingaan op 1 januari 2022.
  • Voor alle jaren tot en met 2020 gebeurt de pensioenberekening volgens het oude systeem.

De correctiecoëfficiënt weerspiegelde oorspronkelijk de verhouding tussen de bijdragen en het pensioen van de zelfstandigen enerzijds en de werknemers anderzijds en is één van drie elementen waarmee de geherwaardeerde bedrijfsinkomsten van een loopbaanjaar worden vermenigvuldigd om de pensioenopbrengst voor dat jaar te kennen.

Die correctiecoëfficiënt bedroeg 0,691542 voor de berekening van het pensioen voor de inkomstenjaren vanaf 2019. De afschaffing van de correctiecoëfficiënt betekent dat vanaf het loopbaanjaar 2021 niet langer 69,1542%, maar wel 100% van het inkomen in aanmerking wordt genomen voor de berekening van het pensioen.

De overige twee elementen waarmee het inkomen voor de pensioenberekening wordt vermenigvuldigd zijn de indexeringscoëfficiënt (1 of hoger) en het percentage waartegen het pensioen wordt berekend (60% voor een pensioen als alleenstaande of voor het overlevingspensioen, 75% voor een gezinspensioen).

Verhoogde schatting van het wettelijk pensioen :

De circulaire verwerkt de schrapping van de correctiecoëfficiënt op de volgende manier in de berekening van de 80%-regel voor zelfstandige bedrijfsleiders:

Vanaf 01 januari 2021 wordt de schatting van het wettelijk pensioen proportioneel berekend voor de loopbaanjaren waarvoor de correctiecoëfficiënt wel of niet van toepassing is: 

  • Wat de jaren als zelfstandige vóór 2021 betreft, wordt het pensioen voor deze periode geschat op 25% van de brutobezoldiging van 2020, rekening houdend met het minimum en maximum pensioen voor dat jaar.
  • Voor de latere jaren (gepresteerd als zelfstandige vanaf 2021) moet het wettelijk pensioen geschat worden op 50% van de brutobezoldiging, ook hier eventueel beperkt tot het inkomstenplafond en niet lager dan het minimumpensioen voor het betreffende jaar.

Laten we dit nog even verduidelijken met een voorbeeld

Mijnheer Verbrugge, bedrijfsleider, wil een IPT afsluiten op zijn vennootschap.

Zijn gegevens: 

  • Geboortedatum: 25.01.1971
  • Begin loopbaan: 01.03.1992
  • Einde loopbaan op 67 jaar: 31.01.2038 (normale pensioenleeftijd: 01.02.2038)
  • Loopbaan gepresteerd als zelfstandige vóór 2021: 348 maanden
  • Loopbaan gepresteerd als zelfstandige vanaf 2021 of als werknemer: 203 maanden
  • Totale Loopbaan: 551 maanden
  • Bruto beroepsinkomen van het jaar 2020: 60.000 euro
  • Bruto beroepsinkomen van het jaar 2022: 78.000 euro 

Schatting van het wettelijk rustpensioen (berekeningsmethode opgelegd door FOD Financiën in de circulaire van 31 maart 2022):

  • Voor het deel van de beroepsloopbaan gepresteerd als zelfstandige vóór 2021 (348 maanden): 60.000 euro (bezoldiging van het jaar 2020) x 25% = 15.000 euro, verhoogd tot 15.911 euro (minimumpensioen) x 348/551 = 10.049,05 euro
  • Voor het deel van de beroepsloopbaan gepresteerd als zelfstandige vanaf 2021 of als werknemer (203 maanden): 78.000 euro (bezoldiging van het jaar 2022) x 50% = 39.000 euro, beperkt tot 36.727,28 euro (maximumpensioen) x 203/551 = 13.531,10 euro
  • Totale schatting voor de volledige beroepsloopbaan (551 maanden): 10.049,05 + 13.531,10 = 23.580,15 euro

Toepassingsgebied van deze nieuwe circulaire

Deze nieuwe manier om het wettelijk pensioen te schatten geldt alleen voor bedrijfsleiders. Enkel Individuele Pensioentoezeggingen (IPT) en groepsverzekeringen voor bedrijfsleiders zijn dus getroffen. De Pensioenovereenkomsten voor zelfstandigen in een éénmanszaak (POZ) ontsnappen aan deze gewijzigde berekening.

Deze nieuwe berekeningswijze zal leiden tot een hogere schatting van het wettelijk pensioen dan vroeger (vóór 2021).
Het aanvullend pensioenkapitaal en dus ook de pensioenpremie wordt hierdoor negatief beïnvloed

Voor het jaar 2021 zullen de eenmalige backservice-premies, gestort in een IPT, relatief gespaard zijn van een (gedeeltelijke) fiscale verwerping door een verhoogde pensioenschatting, aangezien de berekening van deze eenmalige premies gebaseerd is op een loopbaan, gepresteerd vóór 2021. 

Het negatieve effect van de nieuwe pensioenschatting kan daarentegen wel merkbaar zijn vanaf 2021 voor periodieke pensioenpremies. Bij overschrijding zal er dan een verworpen uitgave ontstaan. 

In een volgende Newsletter zullen we terugkomen op dit risico van fiscale verwerping.