Aanvullend pensioen

Je werkgever kan voor jou een collectief pensioenplan onderschrijven. De premies die je werkgever betaalt, dienen voor de opbouw van je aanvullend pensioen, ook wel 2e pensioenpijler genoemd. Ook persoonlijke stortingen kunnen je pensioenreserve aanvullen. 

Afhankelijk van je pensioenplan ontvang je het gespaarde bedrag op het einde van je actieve carrière eenmalig als een kapitaal of levenslang een rente.

Indien je sterft vóór je pensioendatum behouden je nabestaanden het recht op je opgebouwde reserves, als je pensioenplan dit voorziet. 

Daarnaast kan je werkgever voor jou een overlijdensdekking onderschrijven die een overlijdenskapitaal voor je nabestaande(n) waarborgt.

Een waarborg premievrijstelling zorgt ervoor dat je pensioenrechten blijft opbouwen indien je langdurig in ziekteverlof bent.

Wordt jouw loonpakket opgesteld volgens een cafetariaplan of à-la-carteverloning, dan kun je soms kiezen waarvoor de verzekeringspremie wordt ingezet:

  • meer aanvullend pensioen sparen,
  • of een hoger overlijdenskapitaal verzekeren voor je begunstigden als je overlijdt voor je pensionering.
Je werkgever kan ervoor kiezen de verzekeringspremie voor je aanvullend pensioen te beleggen in een een tak 21- of tak 23-verzekering.
Een tak 21-verzekering biedt een kapitaalgarantie en een gewaarborgd rendement. Het rendement is hier laag, vooral met de huidige lage rentevoeten. Met andere woorden ben je zeker van je pensioenkapitaal, maar ontvang je niets meer, behalve een eventuele winstverdeling.

Als je werkgever kiest voor een tak 23-verzekering, zonder kapitaalgarantie of gewaarborgd rendement, zit de kans erin dat je meer ontvangt dan het vermelde bedrag in je pensioenplan. Want hoewel er geen gewaarborgd rendement is, verlaagt de langere beleggingshorizon het risico en vergroot die de kans op een hoger rendement. 

Welke keuze je werkgever ook maakt, als werknemer loop je geen risico. De Wet op Aanvullende Pensioenen (WAP) voorziet immers een minimale rendementsgarantie. Die stelt dat elke aangeslotene minstens de gestorte bijdragen moet terugkrijgen, gekapitaliseerd aan een wettelijk vastgestelde rentevoet.

Het bedrag vermeld op je pensioenfiches is een brutobedrag. Hierop zijn nog diverse heffingen verschuldigd. Om te weten hoeveel belastingen je nog betaalt, moet je in de eerste plaats weten of je eenmalig een kapitaal of een maandelijkse rente ontvangt. 

Vandaag ziet de fiscaliteit op het pensioenkapitaal uit de groepsverzekering er in grote lijnen als volgt uit.

Van het voorziene pensioenkapitaal gaan volgende inhoudingen af:

  • Een RIZIV-bijdrage op het totale brutobedrag (inclusief winstdelingen): 3,55% 
  • Een solidariteitsbijdrage van 0% of 1% of 2% (afhankelijk van de grootte van je kapitaal) op het totale brutobedrag (inclusief winstdelingen)
  • Een bedrijfsvoorheffing op het brutokapitaal, zonder winstdeling, en verminderd met RIZIV en solidariteitsbijdragen:
       - 16,50% op het deel opgebouwd door premies betaald door de werkgever*
       - 16,50% op het deel opgebouwd door werknemerspremies voor 1993
       - 10% op het deel opgebouwd door werknemerspremies na 1993

 *Indien je met pensioen gaat na een volledige loopbaan (45 gewerkte jaren) én je de laatste 3 jaren actief bent gebleven), verlaagt de bedrijfsvoorheffing voor het gedeelte opgebouwd door premies betaald door de werkgever van 16,50 % naar 10 %.

Indien je je wettelijk pensioen echter vervroegd zou opnemen, wijzigt dit percentage als volgt :

             opname op je 60 jaar: 20% bedrijfsvoorheffing (i.p.v. 16,5%)
             opname op je 61 jaar: 18% bedrijfsvoorheffing (i.p.v. 16,5%)
             opname op je 62, 63, 64 jaar: bedrijfsvoorheffing blijft 16,5%

  • Gemeentelijke belastingen (opcentiemen), die afhankelijk zijn van de gemeente waar je woont.

De pensioeninstelling houdt de inhoudingen in bij de uitbetaling van het aanvullend pensioen. In de praktijk zal de verzekeraar bij het uitbetalen van het kapitaal 16,66% bedrijfsvoorheffing afhouden (in plaats van 16.5%) en 10,09% (in plaats van 10%) om reeds rekening te houden met gemeentelijke belastingen. 

Het jaar na de uitbetaling van het kapitaal krijg je een fiscale fiche die je kan gebruiken bij het invullen van je belastingaangifte in de personenbelasting. Op basis van deze belastingaangifte wordt de definitieve aanslag bepaald.

Indien je groepsverzekeringreglement voorziet in uitbetaling in kapitaal, heb je steeds nog het recht om dit om te zetten in een rente. Dit maakt het iets ingewikkelder op het vlak van belastingen:

Vooreerst worden alle voorheffingen en bijdragen afgehouden als betreft het een opname in kapitaal, zoals hierboven beschreven.

Nadien wordt dit netto-kapitaal omgezet in een periodieke rente. Dan moet je nog jaarlijks een roerende voorheffing van 30% betalen op een bedrag van 3 procent van het netto-kapitaal dat je ontving (= belastbare basis).

Ook hier krijg je opnieuw een jaarlijkse fiscale fiche om je te helpen bij je belastingaangifte.

Als het pensioenplan voorziet in de uitkering van een rente in plaats van een kapitaal, wordt het uitgekeerde bedrag belast volgens de progressieve belastingvoet van de personenbelasting. Dat betekent dat ze toegevoegd zal worden aan je wettelijk pensioen.

Als je al een hoog wettelijk pensioen geniet, kan het belastingtarief hoog oplopen, zeker als je ook nog andere inkomsten - zoals huurgelden - zou innen.

De som van je wettelijk pensioen en je rente, min de RIZIV-bijdrage van 3,55 %, vormt het jaarlijks rentebedrag waarop de belasting berekend wordt.

Opgelet: anders dan bij een opname in kapitaal – eenmalige belasting – wordt een opname in rente jaarlijks belast in de personenbelasting. Je krijgt dus jaarlijks een fiscale fiche die je kan gebruiken bij je aangifte.

Een eigen woning kopen of (ver)bouwen kost heel wat geld. Je aanvullend pensioen kan je wel al een eind op weg helpen. Zo kun je een voorschot op je aanvullend pensioenkapitaal opnemen of je aanvullend pensioen in pand geven.